Geloven in Gouda (35)


Uit zich zelf


Als we spreken, sprekend denken, zijn we tevens luisteraar. De spreker die wij zijn benoemt zichzelf, benoemt ook de luisteraar, de luisteraar benoemt niet terug. Een dichter noemde zijn luisteraar God. Een schrijver noemde zijn luisteraar lezer. Een wandelaar noemde zijn luisteraar hond. Zo denken we na het denken over wie wij zijn, zonder werkelijk antwoord te vinden. God, de hond en de lezer, ze doen er uit zich zelf het zwijgen toe. Want stel je een wereld voor waarin we wel moeten geloven dat de beelden die we zien werkelijk de dingen zijn waarvoor ze staan. Dat jij het bent als ik je zie. Dat het echt de wereld is zoals ik haar kan dromen, als ik éénmaal de rust had. Stel je een onzichtbare zondvloed voor, een vloed die je weghaalt uit de krochten van je ziel, die je leeghaalt. Stel je alleen nog de luisteraar voor. Omdat dit nu eenmaal de woorden zijn die zulke verwachtingen wekken. Het spreken moet wel uitmonden in het vrije, abstracte eiland, dat als een glanzende ufo op de lucht boven de wegen dobbert en wegschiet in de leegte.