Brood (2)


Tekst voor twee komische ambtenaren, verkleed als Peppi en Kokki, tijdelijk schijters, verborgen in de bossen van Klein Amerika, voor het betrappen van de kunstenaar.

.

K: Houd jij mijn broek eens op.

P: (Houdt de broek van zijn baas op)

K: Weet je, ik heb niks tegen natuur maar alleen maar natuur is toch een beetje eenzaam.

P: Zo is het baas.

K: Is hij nog binnen?

P: Ja, ja... Ik denk van wel...

K: Je let toch wel op hè!?

P: Ja, ja, ja...

K: Wat denk jij, zou hij het zijn? Ik kan er geen hoogte van krijgen.

P: Tegen mij zei hij van wel.

K: Tegen mij zei hij anders van niet.

P: Het is dus maar hoe het hem uitkomt.

K: Ik haat dat, het is ja of het is nee. Zo moeilijk is dat toch niet! Ik voel me voor schut zitten.

P: Waarom komt hij ook uitgerekend bij ons?

K: De Duivel mag het weten.

P: Kijk, de deuren gaan dicht.

K: Heb je hem er uit zien komen?

P: Nee, volgens mij is hij nog binnen.

K: Weet je het zeker!?

P: Ik heb hem er niet uit zien komen...

K: Verdomme!

P: Wat doen ze met hem?

K: Hoe moet ik dat weten!? Godverdomme!

P: Ik blijf hier zo niet langer hoor, het wordt donker!

K: Wil je verdomme je baan kwijt!?

P: Maar baas... Ik moet...

K: Je blijft híer, zeg ik. Je laat me nu niet zitten!

.

(Er steekt een wind op, het begint te stinken.)