200 meter


'Doordat de sprintster in de 200 meter een bocht met een straal van ongeveer 20 meter moet doorlopen, moet zij zichzelf niet alleen naar voren maar ook naar opzij "duwen". De atleet moet enigszins met het bovenlichaam naar binnen hangen. Behalve een voortstuwende kracht leveren de voeten van de atleet ook een kracht naar het midden van de cirkel, een middelpuntzoekende kracht.'