Aan het einde


Peentjes zweten met radijssmaak, schorseneren fatsoeneren, plakkend van de zwarte handel, uien pellen met betraand gelaat, preien wassen, niks voor mij. Wortelgroenten met de stamper tot een hutspot krenken, met een klapstuk van twee knaak - wat zich opdringt aan het einde van de winter in gestrekte draf voorbij.