Huilt, poort!


Huilt, poort! Stad, jammert!

Opnieuw moet ik verplaatst,

vanouds dient mijn schaduw te verreizen.

Sta op! roept men mij toe; omhoog uw hoofd!

Dat de glorie der stad zijn intrede kan doen.

Breek op uw tent, betrokkene, vertrek uit hier,

zoek uw Jeruzalem elders.

Maar ik zeg verrek met je cultuurhistorische belevingsverrijking;

naar de rivier met je haven,

naar de polder met je cultuur,

naar je geweten met je historie!

De wolk van mijn Heer is boven mij en ik verroer mij niet,

nieuwbouwplannen ten spijt.

Omdat ik leeg door poorten ga,

met achter mij, hoe lang nu al,

een haastig ik ben weg.