Voor eigen rekening


Ik laat hem voorgaan want hij hoeft maar een klein bedrag te pinnen, zegt hij. Zo kan ik hem even observeren en raak zelfs met hem aan de praat. Hij heeft sinds kort een eigen rekening, zegt hij, en een pinpas. Ongevraagd begint hij een verhaal over dat hij biljetten spaart om er vogeltjes van te knippen. Die stelt hij tentoon in zijn kamer. Eigenlijk mag dat niet, zeg ik; het geld is eigendom van de staat en je mag het niet vernietigen. Hij kijkt me verbaasd aan. Ik mag met me geld doen wat ik wil, zegt hij. Ja, antwoord ik; maar alleen om het met iets anders te ruilen, het geld zelf is niet van jou. Hij kijkt nadenkend, afkerig, frommelt het biljet in zijn broekzak, pakt zijn fiets op en loopt weg. Dan verkoop ik ze wel, hoor ik hem nog zeggen. Hij heeft het al niet meer tegen mij.